Column: Ontregeling

  |  24 december 2018  |  Columns


Ontregeling

In gedachten verzonken loop ik op de stoep, doe een stap opzij, de weg op, als een obstakel opdoemt. Een achteropkomende fietser wijkt net uit, ze werpt me in het voorbijgaan een verwensing toe. ‘Doe ff normaal joh’ kaats ik terug. Als ik terug stap op de stoep is de fietser al verdwenen in de schemering.

Een alledaagse rimpeling waarvan het uitdeinende schokgolfje alleen in mij nog waarneembaar is. In de bijna botsing betreden en verstoren fietser en ik elkaars persoonlijke ruimte. Die verstoring geeft spanning en meteen een ervaring van onlust. Volgens Freud waakt het lustprincipe over ons psychisch welzijn door lichaam en geest aan te zetten tot spanningsreductie en zo een evenwicht te herstellen. Zo bezien zijn de verwensingen van de fietser en mij dus uitingen van het lustprincipe: Doe ff normaal… verstoor me niet.
Als het lustprincipe over ons heerst, vraagt Freud zich in ‘Jenseits des Lustprinzips -1920’ af, waarom herhalen we dan wat onlustvol is? Waarom zoeken we soms juist verstoring van ons evenwicht op, bijvoorbeeld in psychoanalyse, of in een theaterstuk? Als het een wetmatigheid is dat naarmate de ontregeling toeneemt het aangename afneemt dan voldoet de toneelvoorstelling ‘Een Klein Leven’ van Toneelgroep Amsterdam volledig aan de wet. Het stuk, naar het gelijknamige boek van Hanya Yanagihara ontregelde me zeer, gedurende de bijna 4 uur durende voorstelling voelde ik steeds een neiging weg te lopen. Maar ik bleef, zweeg en onderging hoe Ramsey Nasr (in de hoofdrol) ons vol overgave het beschadigde leven inzoog van Jude, slachtoffer van chronisch seksueel misbruik in zijn jeugd. Nooit werd de zelfhaat en zich herhalende dwang tot zelfbeschadiging meer invoelbaar, maar evengoed de wanhoop en onmacht van zijn vrienden: Doe jezelf, doe ons dit niet aan; zie dan de liefde! Maar het verhaal kent in dat opzicht uiteindelijk geen genade; de liefde overwint hier niet en daardoor voel je de ontregeling misschien wel het meest.

Freud had een bijzonder vermogen steeds opnieuw zijn eigen bevindingen ter discussie te stellen als ze onvolledig of onjuist bleken. Hij begreep vanuit het fenomeen van de rouw – waarin we pijnlijke gevoelens herhalen door emotioneel te blijven kleven aan een overleden geliefde in plaats van zo vlug mogelijk een nieuw, lustbelovend liefdesobject te zoeken- dat het lustprincipe alléén niet volstaat als drijvende kracht. Die herhalingsdwang begrijpt hij uiteindelijk als uiting van een permanente drift in ons die ons zachtjes terugdrijft naar het levenloze, het begin van alles. Dit is de doodsdrift, die tegengesteld is, maar onlosmakelijk verbonden aan de levensdrift; zoals licht en donker niet zonder elkaar kunnen bestaan. In ‘Jenseits’ schrijft Freud: ‘Het lijkt of het leven van organismen een aarzelend ritme kent; de ene driftengroep stormt naar voren om het einddoel van het leven zo vlug mogelijk te bereiken, de andere snelt ergens op deze weg terug om hem vanaf een bepaald punt opnieuw af te leggen en daardoor de duur van de tocht te verlengen’.

Misschien is er nog een aspect dat mede verklaart waarom we ontregeling toch ook opzoeken: In ons is een onvervreemdbare drang om de waarheid te kennen, onze eigen psychische waarheid. Maar als we die waarheid naderen dan zullen we ons er ook weer tegen verzetten omdat ze ons desoriënteert en ontregelt en ons tijdelijke evenwicht tussen levens- en doodsdrift verstoort. Ook in een psychoanalyse speelt zowel voor analyticus en analysand deze dynamiek: Je zult jezelf ( het beeld van jezelf/ je kennis) moeten durven kwijtraken, je overgeven aan de desoriëntatie voordat je jezelf (weer)vindt.

Op deze plaats verschijnt ongeveer maandelijks een column, deze is geschreven door Simone Logtenberg, psychoanalytica.